Pagina's

donderdag 21 juni 2018

Het wild konijn

Wild konijn


Wild konijn op Ameland
Het wilde konijn heeft een kop-romplengte van 34 tot 50 centimeter en een lichaamsgewicht van 1,2 tot 2,5 kilogram. De staart is 4 tot 8 centimeter lang. Wilde konijnen hebben voornamelijk een grijsbruine kleur, wildkleur of agouti genaamd. De dieren hebben ook een roodbruine vlek in de nek. De oren hebben een bruin puntje, de bovenzijde van de staart is zwartbruin. De buikzijde is blauwig grijs van kleur, de onderzijde van de staart is wit. Deze valt zeer op als hij wordt opgewipt. Sommige konijnen die maar half wild zijn kunnen wit of zwart zijn. Bij het wilde konijn zijn de oren maximaal tien centimeter lang en korter dan de kop.

Leefwijze

Het konijn is een schemerdier (ook wel schemeractief genoemd). Het konijn leeft van een grote variatie aan plantaardig voedsel: grassen, kruiden, loten, knollen, bast en akkergewassen als graan en kool. Ook eten ze hun eigen uitwerpselen (coprofagie). Dit is een soort van herkauwing in twee fasen, na de eerste vertering eet het konijn de uitwerpselen rechtstreeks uit het rectum. Het is dus helemaal niet erg om de keutels uit het hok weg te nemen, zoals veel mensen soms denken.
Het konijn leeft in grote groepen in een uitgebreid gangenstelsel. Het konijnenhol wordt meestal aangelegd in een heuvel of een andere helling, als een duin. De ingang heeft een diameter van tien tot vijftig centimeter. In Noordoost-Schotland legt hij ook "legers" aan, als een haas. Ze wagen zich zelden verder dan 400 meter van het hol af.
Bij lage dichtheden leeft het konijn in paarverband, bij hoge dichtheden in groepen van ongeveer twintig volwassen dieren en hun jongen. Binnen zo'n groep vormen zich subgroepjes, bestaande uit één tot vijf mannetjes en één tot zes vrouwtjes. Zo'n subgroepje heeft zijn eigen graasplek, die het meestal verdedigt tegen andere dieren. Binnen een groep heerst een rangorde, waarbij de dominante dieren de beste nesten betrekken, vlak bij het centrum van de kolonie. De jongen van dominante dieren staan later vaak ook hoog in de hiërarchie.
Territoria worden gemarkeerd door geurklieren onder de kin, urine en hopen keutels. De dominante mannetjes binnen een groep hebben de grootste klieren en zijn verantwoordelijk voor het meeste markeren. Bij gevaar stampt het konijn met zijn achterpoten. Ze kunnen een topsnelheid van 55 km/u halen, maar houden dit niet lang vol.

Voortplanting

De eisprong van het vrouwtje wordt door de paring in gang gezet en is ongeveer 12 uur later voltooid. Vandaar dat zowat alle paringen in zwangerschap resulteren. 60% van de zwangerschappen wordt echter niet voldragen. De embryo's kunnen vanaf de 12e dag opgelost worden en door de baarmoederwand in 2 dagen volledig opgenomen.[6] Het is niet geheel duidelijk waarom dit gebeurt. Waarschijnlijk wordt deze "interne abortus" veroorzaakt door een te geringe beschikbaarheid aan eiwit in het dieet. Dit zou ook verklaren waarom wilde konijnenjongen geboren worden tussen maart en augustus, terwijl tamme konijnen het hele jaar door jongen krijgen. Het beschikbare voedsel van wilde konijnen in de winter is karig en bevat zeer weinig eiwit. In de vroege lente en zomer bevatten het voor wilde konijnen beschikbare jonge groene gras en de jonge planten veel eiwitten. Het voedsel van tamme konijnen daarentegen is het hele jaar constant in termen van eiwit door het voeren van korrels, wellicht vandaar dat zij het hele jaar nesten kunnen krijgen.
De draagtijd van een konijnen is 28–31 dagen. Reeds enige uren na de geboorte van de jongen is het wijfje weer paringsbereid en wordt opnieuw gedekt, zodat zij tijdens de zoogperiode reeds nieuwe embryo's in haar baarmoeder herbergt.
Per jaar kan een vrouwtje drie tot zeven worpen krijgen, met een minimum interval van dertig dagen.
Nog een bijzonderheid van konijnen is dat de mannelijke embryo's in de baarmoeder in de minderheid zijn ten opzichte van de vrouwelijke. Na de geboorte verschuift die verhouding nog verder, zodat er ten slotte 100 rammen op 130 moertjes overblijven.
Jongen worden geboren in een aparte ondergrondse nestkamer, die aan het uiteinde ligt van een één à twee meter lange gang. Het nest waarin de jongen worden geboren bestaat uit gras en mos en is bedekt met vacht uit de buik van de moeder. Onderdanige vrouwtjes leggen meestal simpelere holen aan waar de jongen worden geboren. Jongen zijn bij de geboorte kaal en blind, en wegen 30 tot 35 gram. Na tien dagen gaan de ogen open. Ze worden 28 dagen lang gezoogd. Het moerkonijn bezoekt de jongen slechts vijf minuten per dag om ze te zogen.
Het mannetje beschermt jonge konijnen tegen andere konijnen, die zich agressief kunnen gedragen tegenover vreemde jongen en deze zelfs doden. In gevangenschap komt het echter regelmatig voor dat het mannetje zelf de jongen doodt. Vrouwtjes zijn na vier maanden geslachtsrijp, mannetjes na drie maanden. Jongen die vroeg in het jaar geboren worden, kunnen zich nog hetzelfde jaar voortplanten.
Het konijn wordt in het wild maximaal negen jaar oud. Tamme konijnen kunnen, als ze goed verzorgd worden, wel twaalf jaar oud worden. Onder normale omstandigheden (in een hok, altijd genoeg eten) worden tamme konijnen ongeveer vijf tot zeven jaar, meestal gaan ze dan dood omdat ze te dik worden.

Verspreiding

Oorspronkelijk komt het konijn enkel voor op het Iberisch Schiereiland. Spanje heeft zijn naam te danken aan het konijn. Toen de Feniciërs rond de 11e eeuw v.Chr. het Iberisch Schiereiland bereikten, troffen ze daar veel konijnen aan. Omdat zij de dieren erg vonden lijken op de voor hen beter bekende klipdassen, gaven ze de streek de naam 'i-saphan-im', het land der klipdassen. Deze naam is later door de Romeinen verbasterd tot 'Hispania'.
De Romeinen introduceerden het dier in het grootste deel van het Romeinse Rijk. Tegenwoordig wordt het in heel West-, Midden- en Zuid-Europa en Centraal-Aziëaangetroffen op elk terrein waarin hij holen kan graven. Hij leeft van Zuid-Rusland en Oekraïne via HongarijeTsjechiëDuitslandDenemarken en de Alpen tot de BeneluxFrankrijk, de Britse EilandenItalië en het Iberisch Schiereiland. Ook in Zuid-ScandinaviëMarokko en op enkele eilanden in de Middellandse Zee, als de BalearenCorsicaSardiniëSiciliëMalta en Kreta, komt het voor. Ook in Australië komt het voor. Het wilde konijn leeft voornamelijk in graslanden, open weilanden, en heidegronden, liefst met een droge, losse, zanderige bodem. Ook komt hij voor in open bossen, de rand van landbouwgebieden en zandduinen. Het konijn mijdt naaldbossen.
Een virusziektemyxomatose, was er in de jaren vijftig de oorzaak van dat het dier op vele plaatsen is verdwenen. Later is het aantal weer toegenomen, doordat meer dieren resistent werden tegen het virus.

Benelux

Een van de oudste vermeldingen van het konijn in de Lage Landen is afkomstig uit Zeeland, uit 1300.[7] Het konijn komt zowel in Nederland als België veel voor in zandstreken, bossen en duinen, tot in 1954 door myxomatose de populatie daalde en op vele plaatsen het dier verdween.
Sinds 1994 daalt de populatie in Nederland weer. In 2004 was er nog maar een derde over van het aantal uit 1994. Ditmaal is waarschijnlijk een dodelijke variant van het RHD-konijnenvirus de belangrijkste oorzaak. Ook de infrastructuur, de toenemende bebouwing van het biotoop, myxomatose, jacht en predatie door vossen en roofvogels spelen een grote rol bij de achteruitgang. Konijnen komen wel voor in grote steden zoals Amsterdam.
In België wordt het konijn bijna overal aangetroffen, uitgezonderd in Brussel en een klein deel (in het Noordoosten) van Vlaams-Brabant. Ook in sommige versnipperde stukjes van West-Vlaanderen is het konijn niet thuis.

Australië

In Australië is het konijn in 1859 door de Engelsen uitgezet voor de jacht. Door het ontbreken van natuurlijke vijanden en de snelle voortplanting ontwikkelde zich al snel de Australische konijnenpopulatie tot een ware plaag. Tegenwoordig leven daar meer dan tweehonderd miljoen wilde konijnen. Dit heeft kwalijke gevolgen voor het land: hele stukken land worden kaalgegeten, waardoor inheemse diersoorten bedreigd worden omdat hun voedsel en schuilplaatsen verdwijnen. Ook ondervinden landbouwgebieden veel schade van het konijn. Toen bleek dat het konijn niet met jacht onder controle te houden was, werden natuurlijke vijanden als de vos uitgezet. De vos eet echter ook inheemse dieren. Later zijn specifieke dodelijke konijnenziekten als myxomatose naar het land gebracht om de plaag onder controle te krijgen. In sommige staten als Queensland is het verboden om konijnen te houden.

bron: wikipedia

Geen opmerkingen:

Een reactie posten